In de ruimte bewegen zeer kleine deeltjes in allerlei richtingen. De beweging van deze zwaartekrachtdeeltjes lijkt op de beweging van gasmoleculen. Er zijn twee verschillen. Zwaartekrachtdeeltjes bewegen veel sneller en ze kunnen door voorwerpen heen gaan. Als ze door een voorwerp heen gaan, neemt hun snelheid af. Een voorwerp dat zich op de aardbodem bevindt, wordt aan alle kanten getroffen door zwaartekrachtdeeltjes. In het horizontale vlak heffen de krachten, die door botsingen met de zwaartekrachtdeeltjes ontstaan, elkaar op. In de verticale richting gaat een stroom zwaartekrachtdeeltjes de aardbodem in. Een andere stroom komt met een kleinere snelheid de aardbodem uit. Elke stroom oefent een kracht uit op het voorwerp. Het verschil tussen de krachten van beide stromen is de zwaartekracht.