Als op een voorwerp een kracht wordt uitgeoefend, dan verandert de snelheid. Kracht = massa x versnelling. Formule: F = m x a .Een voorwerp bevindt zich in het heelal. Als er een voortstuwende kracht op wordt uitgeoefend, dan neemt de snelheid toe. Het voorwerp ondervindt aan de voorkant meer botsingen met zwaartekrachtdeeltjes dan aan de achterkant. Hierdoor ontstaat een kracht die de voortstuwende kracht tegenwerkt. F = F1 – F2 = m x a .Als de voortstuwende kracht F1 constant blijft, dan neemt de versnelling toch af. Met de eerste formule lijkt het alsof de massa van het voorwerp steeds groter wordt. Als een auto gaat rijden zorgt de voortstuwende kracht van de motor dat de snelheid van de auto toeneemt. Doordat er meer moleculen van de lucht ( luchtmoleculen bestaan niet ) tegen de voorkant botsen, ontstaat er een tegenwerkende kracht. Bij een bepaalde snelheid is de tegenwerkende kracht even groot als de voortstuwende kracht. Hoewel de motor kracht levert, blijft de snelheid van de auto gelijk. De massa van de auto is echter niet groter geworden.
Aan de rand van het heelal bewegen bijna alle zwaartekrachtdeeltjes van het centrum van het heelal af. De zwaartekrachtdeeltjes botsen aan een kant tegen de sterren. Daardoor bewegen deze sterren met zeer grote snelheid van het centrum af. De snelheid van de sterren kan niet groter worden dan de snelheid van de zwaartekrachtdeeltjes. Als daar een raket zou zijn, zou deze met dezelfde snelheid als de sterren van het centrum af bewegen. Als men de motor aanzet, dan kan de raket sneller bewegen dan de sterren. De snelheid kan groter worden dan de lichtsnelheid.
Een luchtschip wordt meegevoerd door de wind. Het luchtschip heeft dezelfde snelheid als de wind. Als men de motoren aanzet, dan kan het luchtschip sneller bewegen dan de wind.